Citaten van Mencius

Mencius

Mencius

Chinees wijsgeer

Leefde van: 372 v. Chr. - 289 v. Chr.

Citaten 11 t/m 20 van 27.

  • Alles is in onszelf voorhanden.
    Mencius
    - +
    +2
  • Er is een groot verschil tussen 'ik kan dat niet doen' en 'ik wil dat niet doen' gewoonlijk moet men dit laatste verstaan als men het eerste zegt.
    Mencius
    - +
    +2
  • In goede tijden zijn de mensen over het algemeen goed; in kwade tijden zijn ze veelal slecht.
    Mencius
    - +
    +2
  • Wie ééns zonder noodzaak opgeeft waar volhouden geboden is, zal nooit iets tot een goed einde brengen.
    Mencius
    - +
    +2
  • Er zijn dingen die men méér bemint dan het leven, en dingen die men méér verafschuwt dan de dood.
    Mencius
    - +
    +1
  • Fatsoenlijkheid wordt een leugen wanneer zij de juiste maat overschrijdt.
    Mencius
    - +
    +1
  • Het pad van de plicht is nabij en de mensen zoeken het in de verte. Het werk van de plicht is gemakkelijk en de mensen zoeken het in het moeilijke.
    Mencius
    - +
    +1
  • Indien een geneesmiddel geen onrust en wanorde in het lichaam van de zieke teweegbrengt, dan zal het niet genezen.
    Mencius
    - +
    +1
  • Niet doen, wat ons gevoel van rechtschapenheid ons verbiedt; niet begeren, wat ons gevoel van rechtschapenheid ons ontraadt; méér is niet nodig.
    Mencius
    - +
    +1
  • Wie veel van zichzelf en weinig van anderen eist, is veilig voor wrok.
    Mencius
    - +
    +1
De beste Mencius citaten, wijsheden, quotes en uitspraken vindt u nu al ruim 20 jaar op citaten.net. (pagina 2)

Over Mencius

Mencius (latinisering van Mengzi (Meester Meng); traditioneel: 372 v.Chr.-289 v.Chr.) was een Chinese wijsgeer tijdens de Periode van de Strijdende Staten en wordt sinds de 12e eeuw beschouwd als de belangrijkste confucianistische denker na Confucius zelf.

Hij benadrukte de oorspronkelijke goedheid van de menselijke natuur en de invloed die uitwendige factoren konden hebben op de ontwikkeling daarvan. Hij systematiseerde de confucianistische deugdenleer tot vier hoofddeugden, (mede)menselijkheid, plichtsbetrachting, ceremonieel gedrag en inzicht. In zijn staatsleer stelde hij dat heersers een constante zorg voor het volk dienden te hebben door het voeren van een 'humane' politiek. Zijn uitspraken zijn bewaard gebleven in De Mencius.

Bron Wikipedia