Citaten uit Adagia van Erasmus

  • Onwetendheid is de moeder der hoogmoed.
  • Een grote stad betekent grote eenzaamheid.
  • De oorlog is aangenaam voor wie hem niet kent.
  • Al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding.
  • De dieren die het minst op de mens lijken, zijn het meest gelukkig.
  • Niets is dwazer dan wijs te zijn op het verkeerde moment.
  • Hij die de kunst begrijpt met zichzelf te leven zal zich nooit vervelen.
  • Ik wil een wereldburger zijn, of beter gezegd een niet-burger.
  • De Heilige Geest is neergedaald in de gedaante van een duif, niet als een adelaar of havik.
  • Niets is goedkoper dan om zich van de ernstigste levensvragen met een dooddoener af te maken.
+7

Citaten 1 t/m 6 van 6.

  • Een grote stad betekent grote eenzaamheid.
    Origineel: Magna civitas magna solitudo.
    Bron: Adagia #1354
    Erasmus
    - +
    +82
  • De oorlog is aangenaam voor wie hem niet kent.
    Origineel: Dulce bellum inexpertis.
    Bron: Adagia
    Erasmus
    - +
    +73
  • Wat mooi is, kost moeite.
    Origineel: Difficilia quae pulchra.
    Bron: Adagia
    Erasmus
    - +
    +44
  • Heel de wereld is mijn vaderland.
    Origineel: Quaevis terra patria.
    Bron: Adagia 1193
    Erasmus
    - +
    +19
  • Gelijkheid verwekt geen oorlog.
    Origineel: Aequalitas haud parit bellum.
    Bron: Adagia 4, 2, 96
    Erasmus
    - +
    +17
  • Van voren een afgrond, van achteren wolven.
    Origineel: A fronte praecipitium, a tergo lupi
    Bron: Adagia 3, 4, 94
    Erasmus
    - +
    +7
De beste Adagia van Erasmus citaten, wijsheden, quotes en uitspraken vindt u nu al ruim 20 jaar op citaten.net.

Over Erasmus

De geleerdste humanist van zijn tijd. Erasmus is geboren uit een onwettige verbintenis en werd vernoemd naar de heilige Erasmus (of Herasmus, een van de veertien noodhelpers). De naam Desiderius nam hij in 1496 zelf erbij aan. Hij ging naar school in Gouda en Deventer. Na de dood van zijn moeder ging hij naar de school in Den Bosch en woonde aldaar in het fraterhuis van de Broeders des Gemenen Levens. In 1487 trad hij in het klooster Steyn bij Gouda, alwaar hij met de studie van de Latijnse klassieken begon. Na zijn priesterwijding in 1492, zegde hij het kloosterleven vaarwel en werd secretaris van de bisschop van Kamerijk en vergezelde hem op diens reizen. Een reis naar Engeland (1499) bracht hem in aanraking met geleerden als de kanselier Thomas More en de graecus John Colet. In 1500 publiceerde hij de Adagia, een verzameling Latijnse spreekwoorden, waarmee hij terstond naam maakte. Zijn "Enchiridion militis christiani" (1503) geeft blijk van zijn opvattingen over het christendom, waarbij Christus niet als de verzoener, maar als de hemelse leermeester wordt gezien. Hierna volgde een periode van veel reizen. Verder beroemde werken zijn: "Laus stultitiae of Moriae encomium" (Lof der zotheid), een satire op maatschappelijke en kerkelijke misstanden en domheden, "Novum instrumentum omne" (1516), "De libero arbitrio diatribe" (1524) betrof de kern van het theologisch geschil in die dagen. Ondanks dat hij zich afzette tegen de reformatie heeft hij grote invloed gehad op het vrijzinnig protestantisme van de 19de eeuw.