Citaten uit Aldus sprak Zarathoestra van Friedrich Nietzsche

Citaten 21 t/m 30 van 207.

  • Dit is mijn leer; wie eenmaal vliegen wil leren, die moet eerst leren staan en gaan en lopen en klauteren en dansen; vliegend leert men het vliegen niet!
    Origineel: Das ist aber meine Lehre: wer einst fliegen lernen will, der muss erst stehn und gehn und laufen und klettern und tanzen lernen: – man erfliegt das Fliegen nicht!
    Bron: Aldus sprak Zarathoestra
    Friedrich Nietzsche
    - +
    +22
  • We moeten iedere dag als verloren beschouwen waarop we tenminste niet één keer hebben gedanst. En we zouden iedere waarheid als een onwaarheid moeten bestempelen als het niet gepaard ging met tenminste één lach.
    Origineel: Verloren sei uns der Tag, wo nicht ein Mal getanzt wurde! Und falsch heiße uns jede Wahrheit, bei der es nicht ein Gelächter gab!
    Bron: Aldus sprak Zarathoestra (1885)
    Friedrich Nietzsche
    - +
    +20
  • Niet door toorn, doch door lachen doodt men.
    Origineel: Nicht durch Zorn, sondern durch Lachen tötet man.
    Bron: Aldus sprak Zarathoestra
    Friedrich Nietzsche
    - +
    +19
  • Wie zichzelf niet kan bevelen, moet gehoorzamen.
    Origineel: Dem wird befohlen, der sich nicht selber gehorchen kann.v
    Bron: Aldus sprak Zarathoestra
    Friedrich Nietzsche
    - +
    +19
  • Ik leer u de supermens. De mens is iets dat overwonnen moet worden.
    Origineel: Ich lehre euch den Übermenschen. Der Mensch ist Etwas das überwunden werden soll.
    Bron: Aldus sprak Zarathoestra
    Friedrich Nietzsche
    - +
    +16
  • De winter, een rauwe gast, zit bij mij thuis, blauw zijn mijn handen van de handdruk zijner vriendschap.
    Origineel: Der Winter, ein schlimmer Gast, sitzt bei mir zu Hause; blau sind meine Hände von seiner Freundschaft Händedruck.
    Bron: Aldus sprak Zarathoestra
    Friedrich Nietzsche
    - +
    +12
  • Het lijf is een groot verstand, een veelheid met zin, een oorlog en een vrede, een kudde en een herder.
    Origineel: Der Leib ist eine große Vernunft, eine Vielheit mit einem Sinne, ein Krieg und ein Frieden, eine Herde und ein Hirt.
    Bron: Aldus sprak Zarathoestra
    Friedrich Nietzsche
    - +
    +10
  • Verdwaasd is mijn geluk en dwaas zal ik spreken; te jong is het nog, heb dus geduld daarmee.
    Origineel: Thöricht ist mein Glück und Thörichtes wird es reden: zu jung noch ist es – so habt Geduld mit ihm!
    Bron: Aldus sprak Zarathoestra
    Friedrich Nietzsche
    - +
    +10
  • Ik ben een leuning langs de stroom; grijp mij wie mij begrijpen kan! Uw kruk echter ben ik niet.
    Origineel: Ich bin ein Geländer am Strome: fasse mich, wer mich fassen kann! Eure Krücke aber bin ich nicht.
    Bron: Aldus sprak Zarathoestra
    Friedrich Nietzsche
    - +
    +9
  • Alleen de mens is voor zichzelf zwaar te dragen! Dat komt, omdat hij te veel wat hem vreemd is, op zijn schouders torst. Als de kameel, zo knielt hij neder en laat zich opladen, braaf.
    Origineel: Aber der Mensch nur ist sich schwer zu tragen! Das macht, er schleppt zu vieles Fremde auf seinen Schultern. Dem Kamele gleich kniet er nieder und läßt sich gut aufladen.
    Bron: Aldus sprak Zarathoestra
    Friedrich Nietzsche
    - +
    +8
De beste Aldus sprak Zarathoestra van Friedrich Nietzsche citaten, wijsheden, quotes en uitspraken vindt u nu al ruim 20 jaar op citaten.net. (pagina 3)

Over Friedrich Nietzsche

Nietzsche werd in 1844 geboren in een dorpje nabij Leipzig. Hij groeide op in een zeer vroom gezin: zijn vader was dominee en zijn moeder kwam uit een domineesfamilie. Na de dood van zijn vader in 1849 verhuisde Nietzsche met zijn moeder en zusje naar Naumburg, alwaar hij in 1854 naar het gymnasium ging. In 1864 begon hij met studeren aan de universiteit van Bonn. Al tijdens zijn schooltijd had Nietzsche een grote belangstelling voor de klassieke oudheid. Aan de universiteit van Leipzig leerde hij het werk van Schopenhauer kennen, die een grote invloed op Nietzsche heeft gehad. Nietzsche werd in 1870 gevraagd hooglereaar in de klassieke filologie te worden aan de universtiteit van Basel. Door een verslechterende gezondheid was hij in 1877 genoodzaakt te stoppen met werken. De toelage die hij ontving van de universiteit stelde hem desondanks in staat om aan zijn boeken te werken. Op 45 jarige leeftijd, stortte hij, tijdens een verblijf in een pension in Turijn, geestelijk in. Hij leek ieder besef van realiteit verloren te hebben. Tot zijn dood in 1900 bleef hij in deze toestand: hij zou niet meer genezen. Dat zijn zuster Elizabeth, een fervent nationaal-socialist, hierdoor verantwoordelijk werd voor zijn nalatenschap heeft zijn imago geen goed gedaan.