Citaten uit Die fröhliche Wissenschaft van Friedrich Nietzsche

Citaten 21 t/m 24 van 24.

  • Menigeen weet niet, hoe rijk hij is, tot hij ervaart wat voor rijke mensen hem nog bestelen.
    Origineel: Mancher weiß nicht, wie reich er ist, bis er erfährt, was für reiche Menschen an ihm noch zu Dieben werden.
    Bron: Die fröhliche Wissenschaft Aus der Erfahrung
    Friedrich Nietzsche
    - +
    +2
  • God is dood! God blijft dood! En wij hebben hem vermoord!
    Origineel: Gott ist tot! Gott bleibt tot! Und wir haben ihn getötet.
    Bron: Die fröhliche Wissenschaft (1882)
    Friedrich Nietzsche
    - +
    +1
  • Men moet zich bij tijden kunnen vergeten, als men van de dingen, die wij niet zelf zijn, iets wil leren.
    Origineel: Denn man muß sich auf Zeiten verlieren können, wenn man den Dingen, die wir nicht selber sind, etwas ablernen will.
    Bron: Die fröhliche Wissenschaft
    Friedrich Nietzsche
    - +
    +1
  • Vrijgevigheid is bij rijken vaak louter een soort verlegenheid.
    Origineel: Freigebigkeit ist bei Reichen oft nur eine Art Schüchternheit.
    Bron: Die fröhliche Wissenschaft
    Friedrich Nietzsche
    - +
    +1
De beste Die fröhliche Wissenschaft van Friedrich Nietzsche citaten, wijsheden, quotes en uitspraken vindt u nu al ruim 20 jaar op citaten.net. (pagina 3)

Over Friedrich Nietzsche

Nietzsche werd in 1844 geboren in een dorpje nabij Leipzig. Hij groeide op in een zeer vroom gezin: zijn vader was dominee en zijn moeder kwam uit een domineesfamilie. Na de dood van zijn vader in 1849 verhuisde Nietzsche met zijn moeder en zusje naar Naumburg, alwaar hij in 1854 naar het gymnasium ging. In 1864 begon hij met studeren aan de universiteit van Bonn. Al tijdens zijn schooltijd had Nietzsche een grote belangstelling voor de klassieke oudheid. Aan de universiteit van Leipzig leerde hij het werk van Schopenhauer kennen, die een grote invloed op Nietzsche heeft gehad. Nietzsche werd in 1870 gevraagd hooglereaar in de klassieke filologie te worden aan de universtiteit van Basel. Door een verslechterende gezondheid was hij in 1877 genoodzaakt te stoppen met werken. De toelage die hij ontving van de universiteit stelde hem desondanks in staat om aan zijn boeken te werken. Op 45 jarige leeftijd, stortte hij, tijdens een verblijf in een pension in Turijn, geestelijk in. Hij leek ieder besef van realiteit verloren te hebben. Tot zijn dood in 1900 bleef hij in deze toestand: hij zou niet meer genezen. Dat zijn zuster Elizabeth, een fervent nationaal-socialist, hierdoor verantwoordelijk werd voor zijn nalatenschap heeft zijn imago geen goed gedaan.