Citaten uit Spruchbüchlein van Paul Heyse

Citaten 1 t/m 5 van 5.

  • Zuiver u slechts van afgunst en gij vertienvoudigt uw geluk, en maakt ieder ogenblik andermans vreugde tot de uwe.
    Origineel: Musst dich nur vom Neide reinigen, dann verzehnfachst du dein Glück, machst in jedem Augenblick fremde Freuden zu den deinigen.
    Bron: Spruchbüchlein (1885)
    Paul Heyse
    - +
    +3
  • Eis geen luide erkenning. Kan iets, en men zal u kennen.
    Origineel: Ford're kein lautes Anerkennen! Könne was, und man wird dich kennen.
    Bron: Spruchbüchlein (1885)
    Paul Heyse
    - +
    +1
  • Arm aan gedachte is erger dan zonder gedachten.
    Bron: Spruchbüchlein (1885)
    Paul Heyse
    - +
     0
  • Dilettant, zo heet de man, die graag iets doet wat hij niet kan.
    Origineel: Dilettant heißt der kuriose Mann, der findet sein Vergnügen dran, etwas zu machen, was er nicht kann.
    Bron: Spruchbüchlein (1885)
    Paul Heyse
    - +
     0
  • Graag omkleedt men zwakke waarheden met krachtige woorden.
    Origineel: Man liebt zu bemänteln allerorten schwache Gedanken mit starken Worten.
    Bron: Spruchbüchlein (1885)
    Paul Heyse
    - +
     0
De beste Spruchbüchlein van Paul Heyse citaten, wijsheden, quotes en uitspraken vindt u nu al ruim 20 jaar op citaten.net.

Over Paul Heyse

Paul Johann Ludwig von Heyse (Berlijn, 15 maart 1830 — München, 2 april 1914) was een Duits schrijver en essayist.

Hij was een voorbeeldig scholier op het Friedrich-Wilhelm-Gymnasium en kwam in zijn jeugd met veel kunstzinnige figuren in contact. Reeds tijdens zijn schooltijd frequenteerde hij literaire salons in Berlijn, en dankzij zijn mentor, Emanuel Geibel, legde hij vele contacten. Tijdens zijn studie werd hij lid van het dichtercollectief Tunnel über der Spree, dat zich rond Fontane en Storm concentreerde.
Het werk van Heyse heeft een merkwaardige receptie gekend: in zijn tijd was hij de onbetwiste meester der Duitse letteren. Hij speelde geregeld gastheer voor 'mindere goden', zoals Fontane en Storm, die oprecht naar hem opkeken. Daarnaast schijnt hij op het vrouwelijk publiek een bijzondere aantrekkingskracht uitgeoefend te hebben. De Nobelprijs zou derhalve de bekroning van een legendarische carrière geweest moeten zijn. Desondanks gingen reeds in 1885 kritische stemmen op: Michael Georg Conrad, een naturalistisch schrijver, was Heyses grootste rivaal, en deze bestempelde Heyses manier van schrijven resoluut als verouderd.
De zeventig toneelstukken van Heyse, misschien met uitzondering van Colberg, zijn na zijn dood in ijltempo in de vergetelheid geraakt; ook zijn novellen, die rond de eeuwwisseling alomtegenwoordig waren en vaak verplichte schoollectuur leverden, worden, wellicht al sinds het interbellum, nauwelijks nog gelezen. Waar de markt aan het begin van de twintigste eeuw met Heyse overspoeld werd en zijn gedichten door tientallen verschillende componisten op muziek werden gezet, besteedt tegenwoordig vrijwel niemand in de literatuurkritiek nog aandacht aan hem, en zijn œuvre wordt als middelmatig en oubollig bestempeld.
In 1910 won hij de Nobelprijs voor Literatuur.

Bron Wikipedia