Citaten uit Ahasver in Rom van Robert Hamerling

Citaten 1 t/m 6 van 6.

  • Ik zocht de oneindigheid van het geluk. Misschien begint zij pas met de zelfverloochening.
    Origineel: Ich suchte die Unendlichkeit des Glücks. Vielleicht beginnt sie erst mit der Entsagung.
    Bron: Ahasver in Rom 6
    Robert Hamerling
    - +
    +5
  • Eén grijze haar infecteert alle anderen!
    Origineel: Ein graues Haar steckt all die andern an!
    Bron: Ahasver in Rom (1866)
    Robert Hamerling
    - +
     0
  • Geen grootheid kan gedijen, die niet haar wortels heeft in het hart van haar tijd.
    Origineel: Denn keine Größe kann gedeihen, die nicht die Wurzel hat im Herzen ihrer Zeit.
    Bron: Ahasver in Rom 5
    Robert Hamerling
    - +
     0
  • Is het je zo onbekend dat, niet alleen in het ongeluk, ook in het geluk moed nodig is.
    Origineel: Ist dir so unbekannt, daß nicht zum Unglück allein, Daß auch zum Glücke Mut gehört?
    Bron: Ahasver in Rom 2
    Robert Hamerling
    - +
     0
  • O armzalig Ik, dat niets bezit, dan een teugeloos, mateloos eigen zelf.
    Origineel: O bettelarmes Ich, das nichts besitzt als sein unbändig, maßlos eignes Selbst.
    Bron: Ahasver in Rom (1866) 4
    Robert Hamerling
    - +
     0
  • Zelfs moederliefde groeit tot jaloezie.
    Origineel: Auch Mutterliebe wächst zur Eifersucht.
    Bron: Ahasver in Rom (1866)
    Robert Hamerling
    - +
     0
De beste Ahasver in Rom van Robert Hamerling citaten, wijsheden, quotes en uitspraken vindt u nu al ruim 20 jaar op citaten.net.

Over Robert Hamerling

Robert Hamerling (24 maart 1830 - 13 juli 1889) was een Oostenrijks dichter.

Hamerling werd geboren in een arm gezin in Kirchberg am Walde in Neder-Oostenrijk. Hij toonde al vroeg belangstelling voor poëzie; zijn jeugdige pogingen tot drama wekte de belangstelling en bewondering van enkele invloedrijke personen. Dankzij hun hulp kon de jonge Hamerling naar het gymnasium in Wenen en daarna naar de universiteit van Wenen.

In 1848 sloot hij zich aan bij het studentenlegioen, dat een grote rol speelde in de revoluties van de hoofdstad en in 1849 nam hij deel aan de verdediging van Wenen tegen de imperialistische troepen van Alfred I, prins van Windisch-Grätz. Na de ineenstorting van de revolutionaire beweging moest hij zich een paar weken verbergen om aan arrestatie te ontsnappen.
De volgende jaren zette hij zijn studies in natuurwetenschappen en filosofie voort, en in 1855 werd hij meester aan het Gymnasium in Triëst.
Vele jaren was hij ziek en in 1866 ging hij met pensioen, dat als erkenning voor zijn literaire werken door de regering werd verhoogd tot een bedrag dat voldoende was om hem in staat te stellen zorgeloos te leven tot hij stierf in zijn villa in Stiftingstal bij Graz.

Bron Wikipedia