Citaten uit Lof der Zotheid van Erasmus

Citaten 11 t/m 20 van 81.

  • Ge ziet toch dat alleen de dieren het gelukkigst zijn die niet door de mens is gedresseerd maar die slechts bij de natuur ter schole gingen?
    Bron: Lof der Zotheid (1511)
    Erasmus
    - +
    +17
  • Er is geen pot zo krom of er past wel een deksel op.
    Bron: Lof der Zotheid (1511)
    Erasmus
    - +
    +14
  • Bij een zot kan men diens gedachten op het gezicht lezen en hij draag het hart op de tong.
    Bron: Lof der Zotheid (1511)
    Erasmus
    - +
    +13
  • Het leven van de gehele Christenheid wemelt van dwaze instellingen. De priesters laten dit alles oogluikend toe, ja kweken dit zelfs aan, zich er wel van bewust dat een en ander hun geen windeieren zal leggen.
    Bron: Lof der Zotheid (1511)
    Erasmus
    - +
    +13
  • Zodra men zijn roes heeft uitgeslapen, komen triomfantelijk de zorgen weer terug.
    Bron: Lof der Zotheid (1511)
    Erasmus
    - +
    +13
  • Hoewel de jagers door voortdurend op jacht te gaan en wild te eten, niets anders bereiken dan dat ze verdierlijken, menen zij dat ze het leven van een prins leiden.
    Bron: Lof der Zotheid (1511)
    Erasmus
    - +
    +12
  • Velen willen tegenover de buitenwereld voor rijk doorgaan, maar lijden thuis met
    mannenmoed honger.
    Bron: Lof der Zotheid (1511)
    Erasmus
    - +
    +12
  • Wie weet niet, dat een mens nooit meer zo blij is als in zijn prille jeugd?
    Bron: Lof der Zotheid (1511)
    Erasmus
    - +
    +12
  • Zij die wijsheid zoeken zijn het meest verstoken van geluk.
    Bron: Lof der Zotheid (1511)
    Erasmus
    - +
    +12
  • Kunt ge iets fraais, iets aardigs, iets bekoorlijks presteren, wanneer ge niet met uzelf bent ingenomen?
    Bron: Lof der Zotheid (1511)
    Erasmus
    - +
    +10
De beste Lof der Zotheid van Erasmus citaten, wijsheden, quotes en uitspraken vindt u nu al ruim 20 jaar op citaten.net. (pagina 2)

Over Erasmus

De geleerdste humanist van zijn tijd. Erasmus is geboren uit een onwettige verbintenis en werd vernoemd naar de heilige Erasmus (of Herasmus, een van de veertien noodhelpers). De naam Desiderius nam hij in 1496 zelf erbij aan. Hij ging naar school in Gouda en Deventer. Na de dood van zijn moeder ging hij naar de school in Den Bosch en woonde aldaar in het fraterhuis van de Broeders des Gemenen Levens. In 1487 trad hij in het klooster Steyn bij Gouda, alwaar hij met de studie van de Latijnse klassieken begon.
Na zijn priesterwijding in 1492, zegde hij het kloosterleven vaarwel en werd secretaris van de bisschop van Kamerijk en vergezelde hem op diens reizen.
Een reis naar Engeland (1499) bracht hem in aanraking met geleerden als de kanselier Thomas More en de graecus John Colet. In 1500 publiceerde hij de Adagia, een verzameling Latijnse spreekwoorden, waarmee hij terstond naam maakte. Zijn "Enchiridion militis christiani" (1503) geeft blijk van zijn opvattingen over het christendom, waarbij Christus niet als de verzoener, maar als de hemelse leermeester wordt gezien.
Hierna volgde een periode van veel reizen. Verder beroemde werken zijn: "Laus stultitiae of Moriae encomium" (Lof der zotheid), een satire op maatschappelijke en kerkelijke misstanden en domheden, "Novum instrumentum omne" (1516), "De libero arbitrio diatribe" (1524) betrof de kern van het theologisch geschil in die dagen.
Ondanks dat hij zich afzette tegen de reformatie heeft hij grote invloed gehad op het vrijzinnig protestantisme van de 19de eeuw.