Citaten uit Mijn getijdenboek 1927-1951 van Harry Mulisch

  • Wakker geworden aan de verkeerde kant van zijn dromen. Wie dat overkomt is dood.
  • Dood zal ik alleen voor de levenden zijn, niet voor mezelf. Ik bedoel, ik kan niet dood zijn. Dood zijn altijd anderen.
  • Je kunt niet zeggen: deze man heeft talent, maar hij is lui. Nee, hij heeft geen talent, want hij is lui.
  • Iemand die van iemand anders houdt, zegt altijd dat dat komt doordat die ander zo mooi is, op een of andere manier, van buiten of van binnen, of allebei, - terwijl andere mensen daar vaak niets van zien, en meestal is het ook niet zo. Maar wie altijd mooi is, is degene die liefheeft, want hij heeft
  • Ons leven is een prop papier, waar de kat mee speelt. Het ene moment liggen we in deze hoek, het volgende in die, en achteraf blijkt dat we ons ook daarin hebben vergist, dat we zelfs niet wisten in welke hoek we eigenlijk lagen.
  • Als in de wachtkamer van de tandarts de tijd al langzamer verstrijkt, dan staat zij bij het sterven natuurlijk stil.
  • Al het oude was eens nieuw, en al het nieuwe zal eens oud zijn. Het alleroudste is het heden, want er is nooit iets anders geweest dan het heden. Nooit heeft iemand in het verleden geleefd, en in de toekomst leeft ook niemand.
  • Het surrealisme heeft grote invloed uitgeoefend op zijn voorgangers.
  • Als je geniaal wilt zijn, moet je te ver gaan, en als je niet te ver gaat, is het niet goed, dan is het alleen maar waar en de waarheid is saai.
  • Ieder mens heeft geloof ik het gevoel, dat hij er eigenlijk niet bijhoort, bij het leven van de andere mensen. Dat hij op een of andere manier iets anders is, een gast, en hij doet alle mogelijke moeite om te zorgen, dat de anderen dat niet zullen merken. Dat is het gevoel, dat alle mensen gemeen he
  • In dat gedicht wilde ik de liefde vergelijken met het soort licht dat je vlak na zonsondergang soms tegen de bomen ziet hangen: van dat toverachtige licht. Dat is het licht, dat in iemand zit die van iemand anders houdt.
  • Het bestaan van de mens is een masker van het niets, zoals onze gezichten maskers zijn van steeds dezelfde doodskop. Het masker is geen 'schijn' die het 'zijn' bedekt, maar een werkelijkheid, die het niets bedekt.
  • Als we binnenkort alle raadsels hebben opgelost, zullen we altijd nog het raadsel van de tijd overhouden. Dat zijn we namelijk zelf.
  • De corpsstudent speelt net zolang de man met de grote bek, tot hij het is.
  • Ook al voordat de catastrofe plaatsvond, had Anton de naam 'Buitenrust' niet opgevat als de rust van het buitenzijn, maar als iets dat buiten de rust was , - zoals 'buitengewoon' niet op het gewone van het buitenzijn slaat (en nog minder op het buiten wonen in het algemeen), maar op
  • Als je je altijd een dochter voelt, is er maar één manier om van je moeder af te komen, en dat is door zelf moeder te worden.
  • Je moet blijven leven om je vijanden te pesten.
  • Het feit dat ik doodga, moet eerst nog bewezen worden.
  • Het ziet er dus naar uit dat in een ondeelbaar ogenblik een daad meer inzicht verschaft dan een langdurig denkproces.
  • Tachtig worden is vreselijk. Maar geen tachtig worden is nog vreselijker.
+17

Citaten 1 t/m 1 van 1.

  • Je moet blijven leven om je vijanden te pesten.
    Mijn getijdenboek 1927-1951
    Harry Mulisch
    - +
    +7
De beste Mijn getijdenboek 1927-1951 van Harry Mulisch citaten, wijsheden, quotes en uitspraken vindt u nu al ruim 20 jaar op citaten.net.

Bekijk alle citaten van Harry Mulisch

Boeken van Harry Mulisch: