Citaten uit Ars poetica van Horatius

Citaten 11 t/m 20 van 22.

  • Zo ge wenst dat ik ween, toon u eerst zelf geroerd.
    Bron: Ars poetica 102
    Horatius
    - +
    +3
  • Deze toegevendheid verlangen wij en betrachten wij ook van onze kant.
    Bron: Ars poetica II
    Horatius
    - +
    +2
  • Goed begrijpen is het beginsel en de de bron van goed schrijven.
    Bron: Ars poetica 309
    Horatius
    - +
    +2
  • Wanneer ik tracht bondig te zijn, word ik onduidelijk.
    Origineel: Brevis esse laboro, obscures fio.
    Bron: Ars poetica
    Horatius
    - +
    +2
  • De schilder en poëet ontfingen beide een maght, van alles te bestaen wat elck zich dienstigh ancht.
    Bron: Ars poetica 9
    Horatius
    - +
    +1
  • Een knoop die een ontknoper waard is.
    Origineel: Dignus vindice nodus.
    Bron: Ars poetica
    Horatius
    - +
    +1
  • Het is moeilijk op een persoonlijke wijze gewone dingen te zeggen.
    Bron: Ars poetica 128
    Horatius
    - +
    +1
  • Hij heeft gezweet en koude geleden.
    Origineel: Sudavit et alsit.
    Bron: Ars poetica
    Horatius
    - +
    +1
  • Ik doe mijn best om kort te zijn en ik word onduidelijk.
    Bron: Ars poetica 25
    Horatius
    - +
    +1
  • Na tienvoudige herhaling zal het nog bevallen.
    Bron: Ars poetica 365
    Horatius
    - +
    +1
De beste Ars poetica van Horatius citaten, wijsheden, quotes en uitspraken vindt u nu al ruim 20 jaar op citaten.net. (pagina 2)

Over Horatius

Horatius werd geboren op 8 december 65 v.Chr. Zijn vader, Flaccus, was een vrijgelaten gemeenteslaaf in de Romeinse kolonie Venusia, zijn moeder is niet bekend, waarschijnlijk stierf ze bij of kort na zijn geboorte. Op zijn tiende ging hij met zijn vader naar Rome. Daar kreeg hij een uitstekende opvoeding.In 45 v.Chr. ging hij naar Athene, om zich er te verdiepen in de Griekse cultuur en de wijsbegeerte. Daar ontmoette hij Marcus Brutus, die pas Caesar had vermoord en daar jonge Romeinse soldaten aan het ronselen was voor de strijd tegen Octavianus en Antonius. Hij sloot zich bij hem aan en nam deel aan de veldslag bij Philippi in 42 v.Chr., die werd verloren. Dankzij amnestie kon hij naar Rome terugkeren, waar intussen zijn vader overleden was en zijn erf verbeurd verklaard was. Zijn literair talent werd snel opgemerkt, en rond 38 v.Chr. werd hij opgenomen in de literaire kring rond Maecenas. Deze schonk hem in 33 v.Chr. een landgoed in de Sabijnse bergen. Daar zou hij zich bijna voor de rest van zijn leven bezighouden met zijn poëzie. In 8 v.Chr. stierf Maecenas, en enkele maanden later, op 27 november 8 v.Chr. overleed Horatius ook. Hij werd begraven naast Maecenas en liet zijn bezittingen aan de keizer na.