Citaten uit L'insolence van Jean Cocteau

  • Naarmate ik ouder word, raak ik er steeds meer van overtuigd dat het enige dat echt blijvend is, onze dromen zijn.
  • De jeugd is een eigenschap die men zich pas op middelbare leeftijd eigen kan maken.
  • De virtuoos dient niet de muziek, hij bedient er zich van.
  • Ieder mens draagt op zijn linkerschouder een aap en op zijn rechterschouder een papegaai.
  • Cultiveer wat men u verwijt, want dat is uw eigenheid.
  • De jeugd weet wat ze niet wil alvorens te weten wat ze wil.
  • De loop van een rivier wordt bijna altijd afgekeurd door de bron.
  • Een wonderkind is een kind van wie de ouders veel fantasie hebben.
  • De dichter herinnert zich de toekomst.
  • Spiegels zouden er beter aan doen even na te denken voor ze beelden terugkaatsen.
  • Spiegels zijn de deuren waardoor de Dood komt en gaat.
  • Een genie is een op hol geslagen paard dat de wedstijd wint.
  • Ik ben een leugen die altijd de waarheid vertelt.
  • Morgen is gisteren jong en gisteren is morgen oud.
  • De dichter vraagt nooit om bewondering; hij wil geloofd worden.
  • Ik heb geweldig en droevig nieuws te vertellen: ik ben dood.
  • Het Louvre is als een mortuarium; men gaat erheen om zijn vrienden te identificeren.
  • Liefhebben en geliefd worden is het meest ideaal. Op voorwaarde dat het dezelfde persoon is. Het tegenovergestelde komt vaak voor.
  • Een dromer is altijd een slecht dichter.
+16

Citaten 1 t/m 2 van 2.

  • De jeugd is een eigenschap die men zich pas op middelbare leeftijd eigen kan maken.
    Origineel: La jeunesse est une acquisition de l'âge mûr.
    L'insolence
    ― Jean Cocteau
    - +
    +11
  • Een wonderkind is een kind van wie de ouders veel fantasie hebben.
    Origineel: Un enfant prodige est un enfant dont les parents ont beaucoup d'imagination.
    L'insolence
    ― Jean Cocteau
    - +
    +2
De beste L'insolence van Jean Cocteau citaten, wijsheden, quotes en uitspraken vindt u nu al ruim 20 jaar op citaten.net.

Bekijk alle citaten van Jean Cocteau

Boeken van Jean Cocteau: