Citaten 101 t/m 110 van 144.
-
Wanneer eens geen vreemde woorden tot hun beschikking staan, dan weten zij uit stoffige folianten altijd nog wel een paar verouderde termen op te diepen, waarmee zij hun hoorders kunnen imponeren.
Bron: Lof der Zotheid (1511)― Erasmus -
Welke clown, welke marktschreeuwer slaat men met zoveel genoegen gade als boetepredikers, wanneer dezen op de kansel staan te oreren.
Bron: Lof der Zotheid (1511)― Erasmus -
Wie kan mij beter typeren dan ik mijzelf?
Bron: Lof der Zotheid (1511)― Erasmus -
Zomin een paard beklagenswaardig is omdat hij het ABC niet heeft geleerd, is de mens
beklagenswaardig wanneer hij zot doet, omdat dit nu eenmaal in zijn aard ligt.Bron: Lof der Zotheid (1511)― Erasmus -
De natuur haat al het gekunstelde en wat door geen kunst geleden heeft, tiert verreweg het weligst.
Bron: Lof der Zotheid (1511) Hoofdstuk XXXIII― Erasmus -
Er zijn theologen wier verstand te middelmatig en wier oordeel te bekrompen is, dan dat zij in staat zouden zijn iets van betekenis op te merken over de letterkunde.
Bron: Lof der Zotheid 53― Erasmus -
Ge weet nu dat ik Moria heet. Maar, gij, mijne toehoorders, hoe noem ik u? Welke ander eretitel dan opperzotten zal ik u geven.
Bron: Lof der Zotheid (1511)― Erasmus -
Had ik mij zelf niet geprezen, ik ware ongeprezen uit het land gerezen.
Bron: Lof der Zotheid (1511)― Erasmus -
Het paard deelt het onheil der mensen. Want niet zelden put het zich uit bij wedstrijden, omdat het zich schaamt voor de nederlaag. En op het slagveld wanneer het streeft naar de overwinning, wordt het doorstoken en bijt het mét de ruiter in het zand.
Bron: Lof der Zotheid (1511)― Erasmus -
Hij, voor wie rang noch stand veilig is, ageert niet tegen bepaalde personen, maar tegen het kwaad in het algemeen.
Bron: Lof der Zotheid (1511)― Erasmus