Citaten 1 t/m 10 van 47.
-
De vrijheid is een luxe die niet iedereen zich kan veroorloven.
Origineel:Die Freiheit ist ein Luxus, den sich nicht jedermann gestatten kann.
― Otto von Bismarck -
Er wordt nooit zoveel gelogen als voor een verkiezing, tijdens een oorlog en na een jachtpartij.
Origineel:Es wird niemals soviel gelogen wie vor der Wahl, während des Krieges und nach der Jagd.
― Otto von Bismarck -
Politiek is de kunst van het mogelijke.
Origineel:Die Politik ist die Lehre vom Möglichen.
Bron: St. Petersburgische Zeitung Interview, 11 August 1867― Otto von Bismarck -
Niet door gepraat en meerderheidsbesluiten worden de grootste vragen der tijd beslist, maar door ijzer en bloed.
Origineel:Nicht durch Reden und Majoritätsbeschlüsse werden die grossen Fragen der Aeit entschieden, sondern durch Blut und Eisen.
― Otto von Bismarck -
Mocht er een nieuwe oorlog in Europa komen, dan zal dit worden veroorzaakt door iets onzinnigs op de Balkan.
Origineel:Sollte es noch einmal zu einem Krieg in Europa kommen, wird er durch irgendeinen Unsinn auf dem Balkan ausgelöst werden.
― Otto von Bismarck -
Een beetje vriendschap is mij meer waard dan de bewondering van de hele wereld.
Origineel:Ein bisschen Freundschaft ist mir mehr wert als die Bewunderung der ganzen Welt.
― Otto von Bismarck -
Ik ben dankbaar voor de scherpste kritiek, als ze maar zakelijk blijft.
Origineel:Ich bin dankbar für die seharfste Kritik, wenn sie nur sachlich bleibt.
Bron: Rijksdag: 30 nov. 1874― Otto von Bismarck -
De meerderheid heeft vele harten, maar een hart heeft zij niet.
Origineel:Eine Majorität hat viele Herzen, aber ein Herz hat sie nicht.
Bron: Toespraak in de Duitse Rijksdag, 12 juni 1882― Otto von Bismarck -
Hoe sterker we zijn, hoe minder waarschijnlijk oorlog is.
Origineel:Je stärker wir sind, desto unwahrscheinlicher ist der Krieg.
― Otto von Bismarck -
Ik moet handelen naar mijn overtuiging, wil ik een eerlijk man blijven.
Origineel:Ich muss nach meiner Überzeugung handeln, wenn ich ein ehrlicher Mann bleiben will.
Bron: Toespraak in de Rijksdag, 5-5-1881― Otto von Bismarck