Over Plinius de Jongere
Gaius Plinius Caecilius Secundus (bijgenaamd minor, d.i. de Jongere, Como 62 - circa 113) was een Romeins letterkundige en politicus. Hij was de neef en (na de dood van zijn vader) ook adoptiezoon van Plinius de Oudere.
Plinius is een van de eerste Latijnse schrijvers die melding maken van ‘Christiani’ (= christenen). In 112 na Chr. schrijft hij zijn keizer Trajanus een lange brief, met de vraag of hij de vervolging en bestraffing van de christenen wel op de juiste wijze aanpakt. Hij snijdt het dilemma als volgt aan: "Ik ben nooit aanwezig geweest bij een feitenonderzoek betreffende christenen, en weet daarom niet, wat en tot hoe ver er gestraft, of onderzocht, behoort te worden."
Zijn beroemdheid als schrijver dankt Plinius de Jongere vooral aan zijn verzameling brieven. In 103 n.Chr. publiceerde Plinius drie delen van deze correspondentie, en later de overige boeken. Deze brieven geven bijzonder waardevolle inlichtingen over eigentijdse gebeurtenissen en over het leven in die dagen.
In de twee meest vermaarde brieven beschrijft hij aan de geschiedschrijver Tacitus de uitbarsting van de Vesuvius in 79 na Chr., die hij als zeventienjarige heeft meegemaakt en waarbij zijn oom Plinius de Oudere het leven verloor.
Bron Wikipedia
Boeken van Plinius de Jongere
Citaten 1 t/m 8 van 8.
-
Wij maken grote reizen om dingen te zien, waarop wij in onze eigen omgeving geen acht slaan.
Epistulae 8, 20― Plinius de Jongere -
In ons verdriet zoeken we troost bij de borstbeelden van onze doden die we in onze huizen opstellen. De standbeelden die op openbare plaatsen staan zouden ons nog veel meer troost moeten geven omdat deze behalve de vouw en het gelaat van de mensen ook hun roem en aanzien kunnen oproepen.
― Plinius de Jongere -
De stemmen worden geteld, niet gewogen. In het staatsbestuur kan het nu eenmaal niet anders. Hier is niets zo ongelijk als juist die zogenaamde gelijkheid.
Epistulae 1, 12― Plinius de Jongere